Spring naar hoofd-inhoud

Wedstrijdreglement F-proeven Ruitersportcentrum Ermelo

 

Algemeen diplomarijden

Algemeen

Diploma rijden is speciaal door de FNRS ontwikkeld om ook ruiters zonder eigen paard/pony proeven te laten rijden. De proeven mogen dus op verschillende paarden/pony’s gereden worden. Bij het FNRS-diplomarijden wordt er niet gekeken naar de combinatie van ruiter en paard, maar alleen naar de ruiter. Er wordt onder andere gekeken of de ruiter de hulpen op de juiste manier geeft.

 

Alleen de ruiter wordt beoordeeld

Er wordt een proefje gereden en daarbij wordt rekening gehouden met het karakter en de mogelijkheden van het paard of de pony waarmee gestart wordt. Rijdt een ruiter bijvoorbeeld op een nerveus dier, dan houdt de jury daar rekening mee in haar beoordeling. Komt de ruiter binnen op een hele lieve pony die heel moeilijk in de linker galop wil aanspringen, dan zal de jury extra goed kijken of de ruiter bij het aanspringen de juiste hulpen geeft. Springt de pony dan toch verkeerd aan, dan moet de ruiter de pony terugnemen en het op nieuw proberen met extra duidelijke hulpen. Wanneer dat duidelijk genoeg getoond is, kan een ruiter toch voldoende punten krijgen voor dit onderdeel, ook al voert de pony de opdracht niet goed uit.

 

Theorie bij het diploma

Bij of vóór sommige proeven moet eerst een theorie-examen afgelegd worden. (F2, F4, F6, F8, F10) Zo’n examen bestaat uit 10 vragen waarbij je steeds kan kiezen uit 3 antwoorden. Meestal zijn het vragen waar je als ruiter in de praktijk al mee te maken hebt gehad en zijn ze niet zo moeilijk. Als je voldoende vragen goed hebt beantwoord (max. 3 fout) en de bijbehorende proef goed hebt gereden en in totaal voldoende punten hebt behaald (minimaal 3x 210 pt) slaag je voor deze klasse en mag je verder naar de volgende. Let er wel op dat bij verschillende proeven de theorie-eisen wat anders zijn. Tip: Wanneer je de theorie, de proeven en allerlei andere informatie graag zelf wilt hebben, dan kan je het FNRS handboek “leer paardrijden met plezier” kopen aan de bar.

 

Kledingvoorschriften voor de ruiter

  1. Het veiligheidshoofddeksel dient CE-EN 1384 gekeurd te zijn (ook verplicht bij het losrijden of inspringen);
  2. Rij-jasje + plastron/stropdas + wit wedstrijdshirt + witte handschoenen + witte rijbroek (compleet wedstrijdtenue); of manegesweater/manege vest/effen sweater + wit wedstrijdshirt + witte rijbroek;
  3. Bij het officiële wedstrijdtenue zijn witte handschoenen verplicht. Bij het andere tenue zij handschoenen niet verplicht, maar indien men ze wel draagt dienen deze wit te zijn;
  4. Rijlaarzen (rubber of leer, geen winterboots), jodphurschoenen in combinatie met minichaps (zonder franje)
  5. De maximale toegestane lengte van de springzweep is 75 cm, een dressuurzweep voor pony’s mag maximaal 100 cm en voor paarden 130 cm lang zijn, inclusief slag. Bij caprillie proeven is alleen de springzweep (maximaal 75 cm) toegestaan.
  6. Ruiters die deelnemen aan de FNRS proeven dagen dienen vóór het rijden van de proef hun (geldige) Ruiterpaspoort in te leveren bij het secretariaat.
  7. Het Ruiterpaspoort is vanaf de aanvraagdatum voor één jaar geldig.
  8. Na het eerste jaar is het Ruiterpaspoort geldig vanaf het plaatsen van de jaarzegel voor het nieuwe jaar en nadat de manegehouder zijn bedrijfsstempel over de jaarzegel heeft geplaatst.
  9. Overmatig of verkeerd gebruik van Zweep/teugels en /of sporen wordt bestraft met een waarschuwing. Na één waarschuwing volgt uitsluiting.

 

Wanneer mag ik door naar de volgende klasse?

Dressuur:

  • Bixie, naar F1, naar F2; zodra je instructeur je er klaar voor vind.
  • Vanaf F 3: nadat je drie promotiepunten hebt behaald (minimaal 210 punten). Hiervan moet minimaal 2 punten op twee verschillende pony’s behaald zijn.

Per wedstrijd/meetmoment en per weekend mag er maar 1 proef gereden worden

 

 

Stijlbeoordeling Springen:

 

Waar wordt op gelet bij welke hoogte?

Tot en met 30 cm:

  • Ruime lijnen naar de hindernis
  • Tempo tijden het parcours (voorwaarts tempo, maar je hoeft niet in galop)
  • Recht op de hindernis aanrijden
  • In het midden over de hindernis springen
  • Houding van de ruiter (voor, tijdens en na de hindernis)
  • Ruiter mag al vroeg in de verlichte zit gaan zitten
  • Effect van de hulpen van de ruiter.

Tot en met 40 cm:

  • Eisen van de 30 cm worden strenger beoordeeld, en
  • Aanrijden naar de hindernis in galop wordt al meer gewaardeerd. (laatste meters voor en na de hindernis in galop, tussen door kan eventueel weer in draf)
  • Sturen op twee teugels, met behulp van bovenlichaam en ondersteuning van het been.

Tot en met 50 cm:

  • Eisen van tot en met de 40 cm worden alweer strenger beoordeeld, en
  • dit mag je rijden als je 6 promotie punten in de 40 cm hebt gehaald én je f5 bent met 1 promotiepunt.
  • Het parcours wordt nu van uit galop gesprongen
  • Het parcours wordt vanuit een vloeiend basistempo gesprongen
  • Er wordt gelet of je in de goede galop zit. Zit je niet in de goede galop, dan in een wending herstellen
  • Ruiter wordt geacht verlicht te gaan zitten in de afzet, niet eerder.

Tot en met 60 cm:

  • Eisen van tot en met de 50 cm worden weer strenge beoordeeld, en
  • dit mag je rijden als je 6 promotie punten in de 30 cm hebt gehaald én je f6 diploma hebt.
  • Verandering van galop via twee of drie drafpassen (snelle wissel)
  • Geen tempo/galopsprong verlies in de wendingen
  • Paard naar de goede afzetplek voor de hindernis rijden wordt al belangrijker, dus kunnen schakelen voor de sprong.

Tot en met 70 cm en hoger (mag je alleen starten  als je de specialisatie lessen springen volgt):

  • Eisen van tot en met de 60 worden weer strenger beoordeeld, en
  • Paard naar de goede afzetplek voor de hindernis rijden.

Hoe hoger je komt hoe meer je dressuurmatig rijden tijdens het parcours belangrijk wordt. Houding, zit, balans, beheersing van het tempo, duidelijk kunnen sturen en ondersteunen van het paard zijn belangrijk om de hindernissen zonder je paard te hinderen te kunnen nemen. Daardoor zal de hindernis ook sneller zonder fouten genomen kunnen worden en blijft het springen voor je paard ook leuk.

De balans van de ruiter en een correct uitgevoerde verlichte zit wordt naar mate het parcours hoger wordt belangrijker, daar een paard een hogere sprong niet goed kan uitvoeren als zijn ruiter hem in de weg zit of tegenwerkt.

Pomotiepunten springen:

0 springfouten en voldoende voor stijl: 2 promotiepunten;

1springfout (balk of weigering) en voldoende voor stijl: 1 promotiepunt;

2 of meer springfouten of onvoldoende voor stijl: geen promotiepunten;

een val betekend direct uitsluiting, maar men mag het parcours wel uitspringen voor de oefening.

  • .

Springen:

Men mag promoveren als men 6 promotie punten heeft behaald in een hoogte mits:

  • Men F2 diploma heeft voor de 30 cm.
  • Men F4 diploma heeft voor de 40 cm.
  • Bij 10 promotie punten moet je promoveren mits je aan de voor waarden voldoet. Je mag dan niet meer in de lagere klasse starten. Heb je (nog) niet het bijbehorende F diploma gehaald, dan kan je dus (nog) niet promoveren, maar mag je ook niet meer starten in de klasse waar je uit komt. TIP: begin op tijd met het rijden van de F proeven!